Krijgen bedrijven weer oog voor maatschappelijke taken, net als vroeger Philips, Bata en Stork?

Amerikaanse bedrijven willen ‘hun maatschappelijke taak’ oppakken. Nederland pionierde hier vorige eeuw al mee. ‘Als je goed bent voor je arbeiders, zijn zij goed voor jou.’

De CEO’s van 181 grote Amerikaanse bedrijven hebben aangekondigd dat ze minder willen focussen op winst en op aandeelhouders, en meer op hun rol in de samenleving. Ze gaan meer investeren in hun werknemers, het milieu en de gemeenschappen waar ze gevestigd zijn. Dat sluit aan op een traditie van eind negentiende, begin twintigste eeuw, toen heel wat ondernemers in Nederland en elders voor zichzelf een maatschappelijke taak weggelegd zagen. Die betrokkenheid is onder druk van kwartaalcijfers en aandeelhoudersvergaderingen bijna helemaal verdwenen.

Batadorp in Best, Philipsdorp in Eindhoven, Storks Tuindorp ’t Lansink in Hengelo: allemaal werden ze gebouwd door bedrijven die hun werknemers goed wilden huisvesten in een tijd dat de meeste arbeidersgezinnen in erbarmelijke eenkamerwoningen zonder enige voorziening woonden. De wijken waren groen, de huizen naar verhouding ruim en voorzien van moderne gemakken als stromend water en elektriciteit.

Arbeidskrachten lokken
Geheel onbaatzuchtig was het ook weer niet. Philips wilde arbeidskrachten lokken die in Eindhoven niet voor handen waren. Dat gold net zozeer voor de tuindorpen van schoenenproducent Bata en machinebouwer Stork. Maar de ondernemers zetten zich ook in voor zaken die de overheid nog grotendeels liet liggen: ze bouwden scholen, gezondheidscentra, groenvoorzieningen, sportfaciliteiten en clubhuizen.

Drogisterijketen Etos begon haar bestaan als coöperatieve verbruikersvereniging met een eigen bakkerij, kruidenier, slagerij en zelfs een benzinepomp, opgericht door Philips om te zorgen dat de winkelprijzen in Eindhoven betaalbaar bleven.

Beurs van het bedrijf
“Als je goed bent voor de arbeiders, zijn ze goed voor jou”, meende Anton Philips, over wie het verhaal gaat dat hij samen met de socialisten affiches plakte voor de oprichting van een openbare en daarom door de kerk verafschuwde hbs. Het bedrijf hechtte sowieso aan onderwijs. Menig Eindhovens kind kon studeren dankzij een beurs van het bedrijf.

Stork had eind negentiende eeuw de tweede ondernemingsraad van Nederland, een personeelsblad en een pensioenfonds in een tijd dat pensioenvoorzieningen vrijwel ongekend waren. Bata-arbeiders hadden lang voor de rest van Nederland een 42-urige werkweek en een vijfdaagse werkweek.

Schoongewassen werknemers
Die sociale betrokkenheid had ook een keerzijde. Wie ontslagen werd, verloor ook meteen zijn woning, zoals stakingsleiders af en toe merkten. Bovendien waren sociale ondernemers vaak behoorlijk paternalistisch. Batadorp had gratis stromend water, maar niet voor niets: Bata-arbeiders moesten schoongewassen op hun werk verschijnen. Hun huizen hadden geen zolder, dat leidde maar tot rotzooi, meenden de Bata-broers.

Hoewel Frits Philips een standbeeld midden in Eindhoven heeft, konden en kunnen sociaal betrokken ondernemers dan ook lang niet altijd op waardering rekenen. Het liefdadige karakter van hun sociale werk speelt daarbij een belangrijke rol: in tegenstelling tot regeringen of stadsbesturen bepalen ondernemers geheel zelfstandig hoe en wat, zonder verantwoording schuldig te zijn.

Studiefonds
Voor God speelden mannen als Coen Stork en Anton en Frits Philips weliswaar niet, maar hun sociale invloed was cruciaal in de regio’s waarin hun bedrijven groot werden. Dat werd duidelijk toen Philips en Stork in de jaren negentig reorganiseerden. Deels uit noodzaak – Philips zou anders failliet zijn gegaan – maar deels, zoals de voormalige Philips-topman Jan Timmer in zijn memoires constateerde, onder de druk van een nieuw type aandeelhouders, uit op winstmaximalisatie.

Philips stopte een paar geleden met hun studiefonds voor kinderen van werknemers. Al sinds 1916 werden zij financieel ondersteund. Maar het concern moest bezuinigen. De studieregeling kostte jaarlijks 3,5 miljoen euro. De studenten kregen ruim 100 euro per maand.

Los van de bezuiniging vond het bedrijf dat er tegenwoordig in Nederland voldoende regelingen zijn om studiesteun mogelijk te maken. “De noodzaak is verdwenen”, zei een woordvoerder destijds.

Werknemersbelang
Ook het hoofdkantoor is nu in Amsterdam; de aandeelhouders vonden de hoofdstad veel prestigieuzer. Volgens Timmer was dat overbodig en kostte het in Eindhoven duizenden arbeidsplaatsen. Hoewel Timmer zelf ook 45.000 mensen moest ontslaan om faillissement te voorkomen, meende hij, vorig jaar in de Volkskrant, dat de belangen van werknemers voorop moeten staan. Aandeelhouders kunnen altijd ergens anders heen. “Het enige doel van bedrijven is waardecreatie op de lange termijn. Voor de hele samenleving”, aldus de ex-topman.

Tot dat inzicht zijn de 181 Amerikaanse CEO’s inmiddels dus ook gekomen, al zullen er tegenwoordig natuurlijk geen complete dorpen meer worden gebouwd. Het is nog onbekend wat Walmart, Amazon, Exxon, Coca-Cola en Apple dan wel gaan doen.

Bron: Trouw
Foto: Batadorp in Best, 1940 Beeld Regionaal Historisch Centrum Eindhoven

Volgend bericht
De macht van de bureaucratie: Kamer onderzoekt de teloorgang van de menselijke maat
Vorig bericht
Market Garden mislukte door slecht voorwerk